Drie Koningen zagen een sterre

Kerstman:
Drie koningen zagen een sterre,
Een sterre van wondere pracht.
De sterre van Jacob, het teken,
Zolang aan de hemel verwacht.
Zij repten zich heen in 't geleide
Der ster, die zij hadden aanschouwd,
Naar 't land van de Joden met giften
Allen:
Van mirre, van wierook en goud.

Tante Leen:
Toen zij te Jeruzalem kwamen,
Daar schoot er de sterre uiteen
Ze gingen naar koning Herodes,
Allen:
En vroegen:
Tante Leen, Willy, Rosa:
waar moeten wij heen?
Waar is er de Koning geboren,
Wiens sterre wij hebben aanschouwd?
Wij zijn ter aanbidding gekomen
Allen:
Met mirre, met wierook en goud.

Hostess Rosa:
En toen zij daar hadden vernomen;
Naar Bethlehem moet ge dan gaan,
Vertoonde zich weder de sterre,
En reisden zij blijde weer aan.

Allen:
Zij vonden het koninklijk Kindje
En knielden aanbiddend terneer,
Met goud en met wierook en mirre
En keerden vol dankbaarheid weer.