De Kleine Kerstboom

Willy Alberti:
Tussen grote dennenbomen, op het Kerstversierde plein,
Stond heel droevig weg te dromen een lief boompje teer en klein.
Uit het bos wreed mee genomen voor het Kerstfeest in de stad,
Was het hier terecht gekomen, niemand die er oog voor had.

’N klein jochie, amper zeven, hielp de koopman op het plein.
En hij sleepte bij het leven, ook al was hij nog zo klein.
Toen de koopman, voor zijn werken, hem een zilv’ren gulden gaf,
Wilde hij niets laten merken, maar hij stond een beetje paf.

Met die gulden in zijn handje, niet van plan om weg te gaan,
Stond daar schuchter kleine Jantje, strak keek hij de koopman aan
En hij vroeg zonder te huilen: (hostess Rosa:)kijk, dat kleine boompje daar
Wilt u ‘t voor een gulden ruilen? Ach, het is een kleintje maar.

En het boompje, kleine Jantje dacht tevreden: (Tante Leen: ”zeg toch ja”)
Maar de koopman keek verwonderd, en dacht nog even na
Zei toen: (Kerstman:) ”Het boompje mag je hebben, en ook die gulden, die is voor jou,
Breng hem gauw maar aan je moesie, voor ik me bedenken zou!
Tante Leen: nou zeg.

Willy Alberti:
In een ouwe vuilnisemmer; mooi gemaakt met crêpepapier,
Staat het haast vergeten boompje nu te stralen van plezier.
En een hele kleine jongen staat er naast, nog wat bedeesd.
Deze Kerst was voor hun beiden...
Allen: echt het allermooiste feest!