Hé Amsterdam

Harry Slinger:
Ik ben in Amsterdam geboren, drie hoog achter op de Bloemgracht

Waar je in je nest kon horen, als buurman heilie maakte 's nachts.
De straten waren om te spelen, we zwierven door de hele stad.
We geloofden nog in eerlijk delen, jatten appels op de markt.

Hé Amsterdam, ze zeggen dat je bent veranderd
Hé Amsterdam, je kan geen goed meer doen
Maar wie dat zegt die is geen Amsterdammer,
Want Amsterdam, je
 bent nog net als toen.

En kom je terug na heel wat jaren, zeggen ze "Mokum, dat is dood."
Maar ik geloof niks van die verhalen, als ik zo door de stad heen loop.
Want de kooplui staan nog steeds te katten en De Nieuwe Dijk drukker dan ooit.
Ik zie een jochie appels jatten, nee Amsterdam verandert nooit.

Op zondagmiddag naar de Wallen, en als je langzaam liep dan zag je meer
Onopvallend met z'n allen, de Stoofsteeg tien keer op en neer.
En zondagavond was het knokken, het hinderde niet tegen wie, tot de
Politie dan kwam fokken, dan vochten we wel tegen die.

Harry en de Kerstman:
Hé Amsterdam, ze zeggen dat je bent veranderd

Hé Amsterdam, je kan geen goed meer doen
Maar wie dat zegt die is geen Amsterdammer,
Want Amsterdam, j
e bent nog net als toen.

Harry Slinger:
Die dronken vent die in 't portiek lag en m'n ma die dorst niet

Naar 'm toe. Toen Pa vroeg of tie soms ziek was zei die:"Nee
Alleen maar moe." Dus zoveel is er niet veranderd, junkie ligt in 't portiek
En naast me vraagt een Amsterdammer: (Rosa: "is ie nou moe, of is tie ziek?"

Allen:
Hé Amsterdam, ze zeggen dat je bent veranderd
Hé Amsterdam, je kan geen goed meer doen
Maar wie dat zegt, die is geen Amsterdammer,
Want Amsterdam, j
e bent nog net als toen
Hé Amsterdam, j
e bent nog net als toen